Dienaren van de overheid, die de tenen doen krommen.

raad2018

Verslaggevers van het NHD, Tanja Koopen en Cees Beemster hebben het Presidium (in dit geval de fractievoorzitters minus die van de SP) gevraagd in hoeverre de nieuwe werkwijze (het raadsbrede akkoord) van invloed is geweest op de langlopende dossiers. Het SMC in de Vijzelstraat, de brede school en het herinrichten van het recreatieoord.

In de bovenstaande intro valt te lezen dat men uiterst voldaan is over het eigen aandeel in de hedendaagse gang van zaken.

Zo meent de HEA, dat eensgezindheid binnen de raad gelijk staat aan een breder draagvlak onder de bevolking, wat natuurlijk niet waar is. De verdeeldheid onder bevolking verdwijnt niet, als de gekozenen het in alles met elkaar eens zijn.

Die eensgezindheid onder de gekozenen is slechts een illustratie van de kloof die er tussen bevolking en gekozenen is ontstaan.

CU-SGP laat zich lovend uit over de onderlinge verhoudingen. Enkhuizen Vooruit heeft het over goede voorstellen. D66 roemt de constructieve sfeer die er heerst en noemt zowaar een bereikt resultaat. De Drommedaris is opgeknapt, maar gaat niet in op de achterbakse wijze waarmee de daarmee gepaard gaande kosten werden verzwegen.

De PvdA stelt op gedragen toon vast, dat nu oppositie ontbreekt “iedereen” Enkhuizen dient en bewijst daarmee dat het Chinese gedachtegoed Enkhuizen heeft bereikt.

Een wat kritischer houding is er van het CDA, terwijl de VVD meent dat de raad de hand in eigen boezem moet steken. Nieuw Enkhuizen meent dat de kwaliteit van het college buiten kijf staat.

Kortom, de algemene conclusie van de raad is deze, dat er dingen verkeerd gaan ligt niet aan ons en ook niet aan degenen waar we toezicht op houden, het college. Dus moet het wel liggen aan degenen die het eigenlijke werk doen. De ambtenaren.

Domheid en arrogantie samengebracht in één conclusie.

Bij het REZ, het enige onderwerp waar ik het nog over wil hebben, hebben de raad en het college er samen mee ingestemd, dat alle voor het vakantiepark en camping benodigde grond, van de hand werd gedaan voor € 335.000,-. Ofwel € 2,23 m2.

Wat minder dan de helft is van de prijs waartegen grasland zonder bouwvergunning van de hand wordt gedaan. Ik heb daar geen raadslid een vraag over horen stellen.

Droomparken gaat er van uit, dat de gemeente haar verplichtingen (tot levering van 200 kavels voor vakantiewoningen) zal nakomen. Maar gebeurt dat niet, dan dient er toch een herbezinning te komen voor wat betreft de verplichtingen van Droomparken, die er uit bestaan, dat er een strand wordt aangelegd.

Om die verplichting te kunnen nakomen, heeft de gemeente zich inmiddels tot de Raad van State gewend om de uitspraak van de Provincie ongedaan gemaakt te krijgen. Of dat zal lukken valt te betwijfelen. Aangezien de gemeente de adviezen van de provincie niet wilde opvolgen en het recht van de provincie (onder die omstandigheden in te grijpen) onbetwistbaar is.

Droomparken is inmiddels al wel eigenaar van de grond geworden tegen een prijs, waarmee ze zich geen buil kan vallen.

De wethouder heeft bijna 2 jaar lang gewerkt aan een plan, waarvan hij dacht dat het zo goed in elkaar zat, dat hij een overeenkomst ter realisatie met Orez tekende. Nog voordat dat hij de realisatie had veilig gesteld, door middel van een bestemmingplan.

Toen hij het bijbehorende bestemmingsplan indiende, waren de reacties zodanig, dat wijzigingen in het bestemmingplan onvermijdelijk waren.

Wijzigingen, die de uitvoering van het ooit met Orez overeengekomen plan onmogelijk maakten, zodat er goedkeuring moest worden verkregen van de nieuwe eigenaar van het plan, Droomparken. Goedkeuring die pas verkregen werd na nieuwe concessies aan de nieuwe eigenaar van het plan.

Geen enkele vraag over de verspilling van gemeenschapsgeld, vanwege het 2 jaar lang  werken aan een plan, dat de prullenbak in ging nadat het openbaar gemaakt was.

Geen enkele vraag over de marktconformiteit van de prijs waartegen de grond is verkocht.

De kop boven het artikel concludeert dat “VOOR DOORVRAGEN LEF NODIG IS” en dat is een eigenschap waar veel raadsleden niet over lijken te beschikken. Men ziet zichzelf namelijk in de eerste plaats als een “dienaar van de overheid”.

Van dienaren van de overheid is bekend, dat die alleen maar beoordeeld mogen worden op basis van waar ze zich mee bezig hebben gehouden en niet op basis van het resultaat dat ze met “het zich bezighouden” hebben bereikt.

En dat leidt tot een zelfgenoegzaamheid, die de tenen doet krommen.

 

Achter de rug om.

Hoewel het formeel de taak van de raad is om er op toe te zien, dat het college haar werk naar behoren vervult, krijg je in Enkhuizen een schrobbering van de burgemeester als je er blijk van geeft die taak serieus te nemen.

Althans dat lot viel raadslid Van Galen (CDA) gisteren ten deel. Dat de onderhandeling met de provincie door het college dienen te worden gevoerd betwist niemand.

De constatering van de burgemeester, dat Van Galen zich (achter de rug om van het college) wel met de onderhandeling had bemoeit (door te spreken met provinciale medewerkers) is absurd en onjuist.

Volgens mij heeft van Galen helemaal niet met de provincie onderhandeld. Hij heeft (als enige raadslid) zich er van vergewist of de beweringen van het college overeenkwamen met beweringen van de provincie.

Ik heb hetzelfde gedaan met betrekking tot de raadsbrief van 19 november en gevraagd of deze brief een juiste weergave was van de ontmoeting, die had plaatsgevonden tussen gedeputeerde Loggen en de afvaardiging van B&W van Enkhuizen.

Het uiterst diplomatieke antwoord van de woordvoerder van de gedeputeerde was. “We herkennen ons niet in de weergave van het verslag.”

Niet ongebruikelijk. “Wie schrijft, blijft”, luidt het gezegde. Degene die het verslag maakt, zorgt er voor dat zijn eigen rol onberispelijk is. Het is naïef te veronderstellen, dat B&W van Enkhuizen daar een uitzondering op is.

Kortom raadslid Van Galen heeft gedaan wat hij behoorde te doen en wat alle die andere raadsleden hadden moeten doen. Niet gewoontegetrouw er van uitgaan, dat beweringen van het college juist zijn, maar nagaan of daar werkelijk sprake van was.

De oorlogsstemming jegens de provincie, die men zich binnenskamers laat aanpraten is alleen maar contraproductief. De provincie laat zich echt niet van de wijs brengen door dreigementen met juridische procedures.

Er zijn door college en raad enorme beoordelingsfouten gemaakt. De aandacht daarvan afleiden door de oorlog aan de provincie te verklaren werkt misschien voor even, maar de waarheid zal uiteindelijk toch zegevieren.

Trekpoppen

Tijdens de laatste raadsvergadering van het jaar kwam het REZ weer even ter sprake. Door middel van een motie vreemd aan de orde van de dag.

De motie kunt u hier lezen. Ze draagt het college op het volgende te doen.

  1.  om met het oog op noodzakelijke goede bestuurlijke verhoudingen, alles in het werk te stellen om langs de weg van intensief diplomatiek overleg met gedeputeerde staten tot een oplossing te komen;
  2. om daarnaast voorbereidingen te treffen voor het inzetten van alle juridische instrumenten, waaronder bezwaar, beroep, en voorlopige voorziening, binnen de termijnen die de wet hieraan stelt en gaat over tot de orde van de dag.

Deze opdracht is door alle fracties (met uitzondering van het CDA) ondertekend.

Als reden voor de motie noemt de raad een aantal gebeurtenissen waarbij ze niet zelf aanwezig is geweest. Een daarvan is de bijeenkomst van 19 november waarin onze burgemeester meent op onjuiste wijze te zijn bejegend door de gedeputeerde van de provincie.

Over die bijeenkomst is een raadsbrief geschreven die u hier kunt lezen. In die brief  beweert B&W iets opmerkelijks. Namelijk, dat de gemeente was uitgenodigd door de gedeputeerde voor een bespreking, maar dat die geweigerd had om de delegatie uit Enkhuizen (onder leiding van burgemeester Eddy van Zuijlen) te woord te staan.

In de wandelgangen wordt beweerd, dat onze burgemeester zich in zijn waardigheid voelde aangetast. Wat geloofwaardig klinkt en voeding geeft aan de gedachte dat deze motie een overhaaste poging tot eerherstel van de burgemeester is.

Vanwege die opmerkelijke bewering van het college heb ik aan wederhoor gedaan en de gedeputeerde gevraagd of de raadsbrief een correcte weergaven bevatte van de gang van zaken. Die liet via zijn woordvoerder weten, zich niet te herkennen in hetgeen door B&W op schrift was gesteld’.

Er zijn dus twee versies van de werkelijkheid. De raad is er zo van overtuigd dat haar versie (binnenskamers ingefluisterd door het college) de juiste is, dat ze het college heeft opgedragen om haar gelijk (en dat van het college) desnoods voor de rechter uit te vechten.

Na zich 4 jaar lang niet met de uitvoering te hebben bemoeid, ziet de raad plotseling wel reden om zich er mee te bemoeien. En geeft ze (op basis van gekunstelde argumenten en kennis waar ze niet zelf over beschikt) opdracht om te gaan procederen.

Over de gekunstelde argumenten een andere keer, maar in plaats van de bewering van het college op juistheid te beoordelen neemt de raad ze klakkeloos over en toont zo voor de zoveelste keer aan wat haar taakopvatting is. Met uitzondering van het CDA lijkt de Enkhuizer raad te willen fungeren als trekpop voor het college.

Want als het college ook maar een seconde had gedacht, dat deze motie een bruikbare weg voorwaarts zou zijn, dan had ze de raad een voorstel gedaan.

Nu verstrekt de raad een opdracht. Het verschil is, dat als deze opdracht nergens toe zal leiden, hetgeen in de lijn der verwachting ligt, het college niets valt te verwijten. Men voert immers een opdracht van de raad uit.

Deze motie zal, zoals Van Galen terecht opmerkte, de verhouding met de provincie alleen maar doen verslechteren en de in het vooruitzicht gestelde procedures zullen alleen maar verdere vertraging opleveren en kosten met zich meebrengen.

 

Iets van leren

venneman1
Ook weg

Ik had mijn stukje over de motie die Venneman in januari zou indienen nog niet geplaatst of ik las op de CDA  website  dat hij op 31 december het bijltje er bij neergooit.

Dat is dan nummer 6 die sinds de verkiezingen in 2014 er de brui aan geeft. Van Oostende (PvdA), Slier (VVD), Kooiman (CU/SGP),Visser (CDA) en Delleman (SP), gingen hem voor. Zijn opvolger staat nog niet te trappelen begrijp ik verder.

Tja, wie moet er dan de motie indienen waarmee voorkomen wordt dat Hillen & Roosen naar de rechter stapt en we opgezadeld worden met volstrekt onnodige  proceskosten?  Dat zal dan wel de SP worden denk ik.

Maar met het indienen van een motie waarmee het college wordt opgedragen Hillen & Roosen de overeengekomen € 60.000,- te betalen ben je er natuurlijk nog niet.

Het zou zo maar kunnen dat er vanuit de oppositie een motie komt waarin wordt voorgesteld om de aannemer € 10.000,-  te betalen.

Immers de kosten van verzwaring bedroegen volgens het raadsvoorstel € 30.000,-. Het compromis hield in dat alle drie partijen (gemeente, stichting en aannemer), daar ieder 1/3 voor hun rekening zouden nemen. Dus waarom zou je als gemeente de aannemer dan € 60.000,- betalen als je hem (volgens het raadsvoorstel) maar € 10.000,- schuldig bent.

Niet dat ik denk dat de aannemer daar genoegen mee zal nemen, maar we vinden dan in ieder geval uit waar die resterende € 40.000,- voor betaald moet worden. Ik ga er tenminste van uit dat de aannemer wel kan aantonen waarom hij recht heeft op dat bedrag.

Dat wil de wethouder tot dusver niet zeggen. Hij beschikt ook niet over documenten waarmee hij kan aantonen waarom hij dat wil. Althans dat heeft hij de raad wijsgemaakt en probeert hij mij nu ook wijs te maken.

Daarmee heeft hij tot dusver aangetoond dat hij er een rommeltje van gemaakt heeft en dat hij alleen dank zij de “onderbuikgevoelens” van zijn partijgenoten nog op het pluche zit.

Mijn verzoek aan de rechter zal echter zijn, om de gemeente op te dragen de documenten (die men mij in het kader van mijn WOB verzoek niet ter inzage heeft gegeven) alsnog ter inzage te geven. Ik heb er vertrouwen in dat de bestuursrechter mijn verzoek als redelijk zal beoordelen, omdat het vele malen aannemelijker is dat er (bijvoorbeeld) wel een factuur is, dan dat de gemeente in het wilde weg geld overmaakt.

En de aannemer kan natuurlijk wel blijven volharden in het onder één hoedje willen spelen met de gemeente (zoals hij tot dusver gedaan heeft) maar dan loopt hij het risico dat hij helemaal niets betaald krijgt.

Kortom, ik schreef het al eerder, het is een kat een muis spel.

Waarbij de raad er tot dusver van uit ging dat ik de muis was en het college de kat. Maar de raad heeft er in het verleden wel vaker naast gezeten. Het zou goed zijn als ze daar iets van zouden leren.

 

Zorgwekkende ontwikkeling

Marcel_Olierook
Morele verplichting

In een verslag van de laatste raadsvergadering (keurig werk trouwens) laat de SP weten dat het CDA de eerstkomende vergadering met een “raadsinstrument” gaat komen. Dat raadsinstrument heet Motie Vreemd Aan De Orde Van De Dag. Afgekort een MVADODD.

Een motie (indien aangenomen) is een verzoek aan het college.

Een college kan weigeren zo’n verzoek uit te voeren, maar dat zal in dit geval niet gebeuren. Het verzoek (motie) zal namelijk inhouden dat het collegevoorstel van 5 juli (inzake de betaling van Hillen & Roosen) alsnog wordt uitgevoerd en Hillen & Roosen wordt betaald.

De gang van zaken is zo eenvoudig en voorspelbaar dat ik het op 26 augustus 2016 al op mijn blog heb gepubliceerd. Die column kreeg de tamelijk frivole  titel “Gaan met die banaan”.  Als U op de link klikt kunt U lezen dat ik toen al schreef wat nu staat te gebeuren.  Terwijl onze wakkere oppositie zich nog steeds het hoofd breekt over wat Venneman nu eigenlijk van plan is.

Waarschijnlijk denkt Venneman dat de “oplossing” die hij presenteert door hemzelf is bedacht. Ik moet hem teleurstellen. Dit plan “B” is al op 20 juli 2016 bedacht en aan Hillen & Roosen voorgelegd.

venneman1
Marionet

Sindsdien werken college en aannemer eendrachtig samen aan de uitvoering. Venneman is niet meer dan de marionet die iets (waarvan de uitkomst 6 maanden geleden is bepaald) in gang moet zetten.

Die uitkomst is, dat de aannemer wordt betaald voor de werkzaamheden die hij heeft verricht. Waarom? Omdat omdat ons mooie land gebouwd is op een paar vast verankerde rechtsbeginselen. Eén daarvan is, dat iedereen die werk verricht, in principe recht heeft op betaling voor die werkzaamheden.

Het antwoord op de vraag of van dat principe mag worden afgeweken is aan de rechter, die feiten en omstandigheden tegen elkaar afweegt en vervolgens tot een afgewogen oordeel komt. Dat een zelfvoldaan clubje amateurpolitici (in een kleine stad) andere opvattingen heeft, maakt dat nog niet anders.

[Amateurpolitici, die geen enkele belangstelling hebben voor feiten en omstandigheden, maar liever besluiten nemen op basis van hun politieke vooroordelen]

In 2015 schreef wethouder Olierook dat er een morele verplichting bestond de aannemer te betalen voor het werk dat hij had verricht. Had hij op dat moment ook de moed gehad om te zeggen, “als de raad mij niet toestaat die morele verplichting na te komen, dan treed ik af”, dan had al de daaropvolgende (en beschamende) vertoning niet plaatsgevonden.

Maar helaas, behoud van pluche woog voor deze wethouder zwaarder dan het nakomen van een morele verplichting en dus koos hij er voor zichzelf proberen vrij te pleiten van morele verantwoordelijkheid.

Door te benadrukken dat hij geen opdracht had gegeven, bracht hij een compleet politiek circus op gang dat zich vervolgens te buiten ging aan illusiepolitiek.

In eerste instantie aangezwengeld door de coalitiepartijen, die uit de opmerking dat je geen opdracht hebt gegeven de voorbarige conclusie trokken, dat je dan ook niet hoeft te betalen voor het werk dat was uitgevoerd.

Ik heb in  dit blog (aan de hand van wet en regelgeving) er op gewezen dat dit een voorbarige conclusie is. Een conclusie die door een rechter (na afweging van de feiten en omstandigheden) kan worden getrokken, maar niet door een college van B & W of door de coalitie van partijen dat haar steunt.

Die kortzichtigheid kun je omschrijven als Erdocratie.  Het komt er op neer dat een meerderheid geen rekening hoeft te houden met de rechten van minderheden. Wij leven godzijdank niet in een Erdocratie maar in een democratische rechtsstaat. Waarin de rechten van burgers en bedrijven nog enigszins beschermd worden tegen willekeurige (nergens op gebaseerde) opvattingen van regenten uit een voormalig vissersdorp.

De poging van Olierook zichzelf te ontlasten van zijn morele verantwoordelijk resulteerde in de verkondiging van een reeks van halve en hele onwaarheden, waarover ik 9 dagen voor de raadsvergadering van 5 juli het volgende heb gezegd.

Geeft de wethouder een gele kaart (=waarschuwing) door middel van een motie van treurnis (omdat hij probeert de kluit te belazeren,) maar geef hem ook het geld waar hij om heeft gevraagd, zodat hij de aannemer kan betalen. Dan zijn we van dit gezeik af.

Was er op dat moment enig bewijs dat hij de kluit belazerde?

Wel, als je steeds op het standpunt hebt gestaan (en feitelijk nog steeds beweert) dat de kosten van verzwaring € 100.000,- bedragen en je erkent (in je raadsvoorstel een jaar later) dat ze in werkelijkheid maar € 30.000,- zijn, dan vind ik dat je mag zeggen dat de wethouder de kluit probeert te belazeren en dat hij derhalve een waarschuwing verdient.

Geel om herhaling te voorkomen. Twee keer geel is uiteraard rood.

Maar goed, de raad van Enkhuizen kent haar eigen werkwijze in geval van overtredingen van de democratische spelregels.

Hoewel de “overtreding” van Olierook een andere is dan die van zijn voorganger Boland (in het zelfde dossier) is de reactie van de raad op dit soort overtredingen (van de democratische spelregels) altijd hetzelfde.

Men kijkt weg, veinst hem niet op te merken en praat zwaarwichtig verder over koetjes en kalfjes.

Als gevolg van dat plichtsverzuim zal ook in Enkhuizen de kloof tussen kiezer en gekozenen alleen maar verder toenemen. Het loslaten van democratische normen en waarden (om kool en geit te kunnen sparen) zal het vertrouwen in onze democratische instituties alleen maar doen afnemen.

De roep om een “sterke man” (die wel even orde op zaken zal stellen) wordt inmiddels overal in Europa gehoord en heeft in de VS al tot resultaat geleid. Velen zien er naar uit dat dit ook in Nederland en Enkhuizen gaat gebeuren.

Ik vind dat een zorgwekkende ontwikkeling.

Amateuristisch

venneman1
Amateuristisch

Gisteravond toch maar weer eens naar de presidiumvergadering geweest. Daarin wordt het verloop van de raadsvergadering geëvalueerd en ik was benieuwd wat de fractievoorzitters daar zelf van vonden.

Afwezig waren Venneman (CDA), Kooiman (CU/SGP), de Jong (NE) en Van der Pijll (LvdP). Wel aanwezig  waren de overige 6 fractievoorzitters, de voorzitters van de beide commissies, de griffier, de gemeente-secretaris en de voorzitter, die tijdens de presidiumvergadering gewoon Jan genoemd mag worden.

Het presidium is minder strak gereglementeerd en in dat opzicht ook veel interessanter dan de raadsvergadering. Jan sprak zijn waardering uit voor het verloop van de raadsvergadering en dat deed de aanwezige fractievoorzitters zichtbaar goed.

Hij had het natuurlijk over de punten 1 t/m 18 van de agenda. Die heb ik niet beluisterd, maar ik neem op zijn gezag graag aan dat het allemaal soepel is verlopen.

Over punt 19 (waar ik gisteren over schreef) was men minder tevreden. Vrijwel niemand begreep wat Venneman had bezield om de brief van de aannemer op de agenda te zetten. Dat onbegrip verbaast mij dan weer. Kennelijk is een aanzienlijk deel van de raad er nog steeds van overtuigd dat men de aannemer de betaling voor zijn werkzaamheden kan weigeren, zonder dat daar gevolgen aan kleven.

Dat getuigt van een adembenemende zorgeloosheid.

De feiten zijn, dat de reden voor verzwaring niet door de gemeente is betwist. Er bevindt zich in mijn dossier geen brief waaruit blijkt dat de gemeente de aannemer heeft verboden om de door de stichting ingediende gebruikerswensen te realiseren.

Het college heeft tot  tweemaal toe (door de aanvraag van een krediet) erkend, dat ze in moreel opzicht een betalingsverplichting heeft.

Dit maakt, dat het een rechter weinig moeite zal kosten om die morele verplichting om te zetten in een juridische verplichting.

Het enige argument dat het college tegenover de rechter kan aanvoeren is, dat een verzameling amateurpolitici (dat zich gemeenteraad noemt) geweigerd heeft om (tegen haar advies in) het geld beschikbaar te stellen waarmee zij de aannemer zou kunnen betalen. Ik verwacht niet dat een rechter daar van onder de indruk raakt.

Het argument, dat de gemeente geen opdracht heeft gegeven zal evenmin indruk maken. Ik heb er op dit blog al eerder op gewezen, dat wet en regelgeving bepaalt dat dit op zichzelf geen reden vormt om ontslagen te worden van een betalingsverplichting.

Daarvoor is een nadere beoordeling van de feiten en omstandigheden nodig. Waarbij het woord van de gemeente staat tegenover het woord van de aannemer. Het feit dat de gemeente beweert niet over documentatie te beschikken, zegt niets over de documentatie waarover de aannemer zou kunnen beschikken.

Dat de gemeente documenten laat verdwijnen wil niet zeggen, dat de aannemer hetzelfde doet.

De werkzaamheden zijn verricht. Ze waren noodzakelijk. Ze zijn met medeweten en met goedkeuring van de gemeente uitgevoerd, ik denk dat de uitkomst van de procedure nogal voorspelbaar is.

De weigering van Langbroek en Quasten om niet in te stemmen met het collegevoorstel (vanwege de weigering van het college relevante informatie te verstrekken) valt nog te billijken. Maar ook voor hen geldt, dat je een aannemer niet het slachtoffer mag maken van zaken die je (in essentie) het college verwijt.

De overige weigeraars, D66, PvdA, NE en LvdP hebben helemaal geen poot om op te staan. Hun weigering berust niet op rationele overwegingen, maar op slordig redeneren en de in de Enkhuizer raad welig tierende onderbuikgevoelens.

In dat verband breng ik ook nog maar even de boycot van SP en NE van de nieuwjaarsreceptie in herinnering. Ook dat getuigde eerder van rancune en begripsverwarring dan van rationeel denken.

Zoals ik in 2015 al schreef, geeft het geen pas dat je een aannemer slachtoffer maakt van je geschil over de betaling van kosten met je toekomstige huurder.

Toen waren alle coalitiepartijen nog van mening dat dit wel kon. Inmiddels is daar het besef doorgedrongen dat dit inderdaad niet kan, maar zijn er weer nieuwe “slachtoffers” die zich door de suggestieve en misleidende rapportage van het college hebben laten misleiden.

Alleen in Enkhuizen kan een college beweren dat ze documenten, die democratische controle mogelijk zouden moeten maken, niet heeft vervaardigd, zonder dat een meerderheid van degenen (die belast zijn met die democratische controle) het aandurven om daar een conclusie (of een sanctie) aan te verbinden.

Alleen Langbroek en Quasten trokken daaruit een conclusie, de rest ging blijmoedig verder met het ontwerpen van amendementen die elke logica ontbeerden.

In mijn vorige bericht noemde ik dat laf en karakterloos en de presidiumvergadering heeft me niet van gedachten doen veranderen. Het verstand op nul, de blik op oneindig, om vervolgens de complimenten van voorzitter Jan in ontvangst te kunnen nemen lijkt het hoogst haalbare voor dit selecte gezelschap.

We kunnen het er makkelijk over eens worden dat het optreden van Venneman (tijdens de laatste raadsvergadering) knullig en amateuristisch was. Maar daarin wijkt hij nauwelijks af van hetgeen zijn collega raadsleden tot dusver hebben gedemonstreerd. De pot verwijt hier de ketel dat hij zwart ziet.

Maar zijn bedoeling moet duidelijk zijn geweest. Voorkomen dat de gemeente betrokken wordt in een procedure die ze onherroepelijk zal verliezen. Dat lijkt me een nobel streven, waar het belang van Enkhuizen (als gemeente) mee is gediend.

Waar Enkhuizen ook mee gediend zou zijn is een college dat niet naar eigen goeddunken de democratische controle op haar handelen kan verhinderen en een raad die bereid is die controle uit te voeren. Maar die logica is kennelijk te hoog gegrepen voor een meerderheid van de raad.

Proefballonnetjes

venneman1
Proefballonnetje

Precies een maand geleden (1 november) schreef ik over de gedragsregels waarover de raad unaniem een besluit zou nemen, maar die ze vervolgens niet zouden toepassen.

De column kunt U via deze link opnieuw lezen, maar voor het gemak haal ik de betreffende gedragsregel nog even aan.

Een raads- of commissielid betracht maximale openheid als het gaat om zijn eigen beleid en beslissingen en om de beweegredenen daarvoor. Hij handelt in overeenstemming met de geldende openbaarheidsregelingen zoals de Gemeentewet en de Wet openbaarheid van bestuur.

We zijn alweer een maand verder, maar de maximale openheid bestaat er uit dat het CDA gevraagd heeft om een door een aannemer geschreven brief op de agenda van de raadsvergadering van 6 december te plaatsen.

Waarom men dat wil en met welk oogmerk is onduidelijk. Voordat die brief ter tafel kwam was het CDA (samen met SP en CU/SGP) er voorstander van dat de rekening van de aannemer betaald diende te worden door de stichting.

Een standpunt dat nog tijdens de vergadering weer werd verlaten voor een ander standpunt, namelijk betaling door de gemeente.

Nu ben ik er een warm voorstander van dat de overheid haar verplichtingen jegens particuliere ondernemers nakomt. Alleen wil ik graag weten wanneer en waarom die verplichtingen zijn aangegaan.

Over het wanneer is inmiddels (dank zij mijn eigen inspanningen trouwens en niet dank zij de maximale openheid van de raad) een antwoord gekomen.

De verplichting ontstond na een bijeenkomst op 11 maart 2015, waarbij aannemer en gemeente tot overeenstemming kwamen over een betalingsverplichting (behoudens goedkeuring door de raad) ten opzichte van de aannemer.

Aanvankelijk werd ze door de gemeente voorgesteld als een verplichting van € 100.000,- .

Dank zij deze (en eerdere brieven van de aannemer) weten we inmiddels dat die verplichting nooit hoger is geweest dan € 86.575,-  en dat de aannemer vanwege zijn “onhandige” gedrag bereid is om genoegen te nemen met een betaling van € 60.000,-.

Waar die onhandigheid uit bestaat wordt verder niet duidelijk gemaakt. De brief is dan ook, net als de eerdere raadsvoorstellen niet meer dan een soort van proefballonnetje.

Met als doel de raad er toe over te halen om (zonder verdere vragen) geld beschikbaar te stellen om de verplichting jegens de aannemer na te kunnen komen.

De verwijzing naar de in de brief genoemde offerte snijdt geen hout. Die is nog steeds gebaseerd op een begrote arbeidsduur van 4 weken, terwijl het werk in een week gerealiseerd was.

Bovendien bevat ze werkzaamheden die niet tot de verzwaring gerekend mogen worden, omdat het duidelijk kosten van inrichting waren.

Kosten, die krachtens de overeenkomst tussen gemeente en stichting voor rekening van de stichting dienden te komen en niet voor rekening van de gemeente.

Samengevat, op 6 december staat niet alleen de betaling aan de aannemer ter beoordeling, maar ook de integriteit van onze raadsleden.

Laten ze zich door middel van proefballonnetjes er toe verleiden om uitgaven goed te keuren omdat hun dat (politiek gezien) het beste uitkomt, of wenst men inzage in de gemaakte afspraken en de reden voor betaling?

Het college heeft tot dusver beweerd dat zij niet over documenten beschikt die een beter inzicht zouden kunnen verschaffen, maar heeft het tot dusver niet aangedurfd om die bewering ook schriftelijk vast te leggen binnen de daarvoor geldende termijn.

 

Bewogen week

katenmuisPfff, het was een bewogen week, waarin ik veel heb geleerd. Eerst Bram, die vond dat ik een oudere man ben die zijn tijd gehad heeft, maar die (als jonge vent) na twee dagen alweer afdroop.

Voordat daar weer misverstanden over ontstaan, ik heb al zijn bijdragen geplaatst ook al vond ik ze niet allemaal even smaakvol. Dus het woord censuur wil ik niet meer van hem horen.

Toen die andere hansworst die president van Amerika is geworden. Verder raadslid Shawn die lange bijdragen leverde en uiteindelijk Stella die ook weer eens terug was. En wie weet komt Hans ook nog.

En dan hebben we ook Laurens Venneman nog. Nog nooit gezien op dit blog, maar dat gaat misschien ook veranderen, want hij heeft de brief van H&R op de agenda van 6 december geplaatst. Lekker meteen na Sinterklaas zodat iedereen in opperbeste stemming is.

Ik neem aan dat hij wil proberen om nog twee raadsleden over te halen de aannemer toch te betalen, wat op zichzelf geen slecht idee is, maar natuurlijk alleen als we weten waarvoor we betalen. Dat de kosten van de verzwaring geen € 100.000,- bedroegen en ook geen € 60.000,- moet hem inmiddels toch wel duidelijk zijn geworden.

Die kosten staan in het raadsvoorstel begroot op € 30.000,- waarvan de aannemer er € 10.000,- voor zijn rekening neemt. Dus waar die resterende € 40.000,- voor zijn gaat Laurens straks uitleggen, want anders geef ik hem weinig kans.

Want wie zou hij kunnen overhalen? Van der Pijll misschien, maar die heeft volgens de krant gezegd, “zonder factuur geen betaling”. Maar daar hebben Olierook en Baas weer van gezegd dat ze geen facturen hebben.

Ik geloof daar niks van, maar behalve Langbroek en Quasten, vond de rest dat allemaal heel aannemelijk.

Maar misschien zijn die ondertussen wel tot de conclusie gekomen dat het eigenlijk hartstikke gek is dat je – anderhalf jaar nadat je het werk hebt uitgevoerd – nog steeds geen factuur gestuurd hebt, maar wel een smeekschrift naar de raad stuurt met de vraag of ze je alsjeblieft (na anderhalf jaar) willen betalen.

Dan zijn ze bij de gemeente toch een stuk doortastender. Als je die niet op tijd betaalt sturen ze meteen een incassobureau op je af.

Wat ik ook erg sympathiek vond van de aannemer was dat hij zoveel begrip had voor het besluitvormingsproces van de raad. Zelf vond ik het een ongeorganiseerde bende, maar hij laat de raad weten dat hij er begrip voor heeft en wacht (alweer begripvol) 6 maanden langer op zijn geld.

Hij is zo begripvol dat ik het vermoeden heb dat hij het spel alleen maar meespeelt en dat hij allang is betaald. Dat mag eigenlijk niet, maar dat is met meer dingen zo. De vorige wethouder in dit dossier deed ook dingen die niet mochten.

Maar zoals ik eerder al schreef, het is een kat en muis spel en pas als het uitgespeeld is weten we wie de kat en wie de muis was.

.

Hoog van de toren.

margreetkeesmanweb
Hoog van de toren

Nadat D66 en PvdA hun visie op de raadsvergadering van 5 juli al eerder on-line hadden gezet doet nu ook de SP haar duit in het zakje.

U kunt ze op dit blog allemaal vinden in de “nieuws” kolom rechtsonder. In tegenstelling tot politieke partijen ben ik niet bang het nieuws (dat anderen brengen) onder de aandacht te brengen.

Het amendement van Van der Pijll/D66 heb ik al uitgebreid besproken. Het SP/CDA amendement nog niet.

Het was een ingenieus voorstel, waarbij de verantwoording werd gelegd waar hij thuishoorde. De stichting. Maar waarbij de financiering werd overgedragen aan de gemeente.

De zoveelste achterdeur constructie waarbij de gemeente de middelen verschaft waarmee de stichting aan haar verplichtingen kan voldoen.

Het is een vorm van mooipraten die me niet zo aanspreekt, maar die in de politiek gebruikelijk is. Een manier om verkeerde beslissingen uit het verleden (voor het oog) weg te poetsen.

Men doet voorkomen alsof de stichting veel geld aan de verbouwing heeft bijgedragen, maar die bijdrage was alleen maar mogelijk omdat de gemeente eerst allerlei redenen verzon om dat geld naar de stichting te kunnen over te maken (of te laten behouden).

Zo ook hier, formeel gaat de stichting in de verre toekomst meer huur betalen. Maar als die verre toekomst is aangebroken zal blijken, dat de gemeente de subsidie aan de stichting moet verhogen omdat ze anders de huur niet kan betalen.

Enfin, het amendement is niet aangenomen omdat weer andere partijen vonden dat je het stichtingsbestuur nergens verantwoordelijk voor mag stellen, dus wil ik het er verder niet over hebben.

Ik wil het hebben over de wijze waarop Keesman de motie/het ordevoorstel Langbroek/Quasten meende te moeten afkraken. In rood het letterlijke citaat uit Keesman’s bijdrage.

Tot nu toe wijst alle beschikbare informatie er op, dat de informatie van de Wethouder aan de raad volledig en juist is.

Dat iets ergens op wijst is niet de vaststelling van een feit. Een aanname dus. Zoals alle beschikbare informatie ook een aanname is. De conclusie van Keesman dat de wethouder de raad volledig en juist heeft geformuleerd berust dus op een tweetal aannames.

Daar heb ik niet zo’n probleem mee, zolang je tenminste anderen niet verkettert die het zelfde doen. Keesman vervolgt parmantig:

Voor de suggestie dat er informatie achter gehouden zou zijn is niet één concrete aanwijzing. Deze suggesties zijn gebaseerd op vermoedens, wantrouwen, ongefundeerde aannames en wellicht op een gebrek aan voorstellingsvermogen, maar in ieder geval niet op feiten.

Wel, wat Keesman hier als feit presenteert is de bewering van de wethouder dat de in de motie Langbroek/Quasten genoemde documenten niet aanwezig zijn. Ik noem er twee.

De reactie van de aannemer op de weigering van de gemeente een opdracht te verstrekken.

De factuur die de aannemer de gemeente heeft doen toekomen voor het meerwerk dat ze heeft verricht.

Keesman verwijt de indieners van de motie een gebrek aan voorstellingsvermogen. Voor haar geldt het omgekeerde. Een teveel aan voorstellingsvermogen.

Namelijk, dat aannemers, die voor eigen rekening en risico werk uitvoeren, imbecielen zijn, omdat ze te dom of te lui zijn om het betalingsrisico (dat ze lopen) zoveel mogelijk te beperken.

Het risico is wanbetaling. Dat risico laat zich tot nul reduceren als je documenten aan de rechter voor kan leggen waaruit blijkt dat je te goeder trouw hebt gehandeld.

Voorbeelden van zo een document kan zijn: een schriftelijke bevestiging dat je overgaat tot aanleg voor eigen rekening en risico, maar tegelijkertijd motiveert waarom je dat doet.

Het risico dat je loopt is dat een rechter je motivatie onvoldoende vindt, maar hoe groot is dat risico als je opdrachtgever de noodzaak van de voorziening niet betwist?

Bij die motivatie past trouwens ook dat je twee offertes uitbrengt. Eén voor aanleg “vóór inhuizing” en één offerte voor aanleg “na inhuizing”.

Wat ook heel normaal is, is dat je na de uitvoering van de werkzaamheden een factuur stuurt. Allemaal niet gebeurd volgens de wethouder.

Waarom de wethouder weigert de factuur ter inzage te geven heb ik hier ook al meermalen betoogd. De kosten van aanleg “vóór inhuizing” zullen beduidend lager zijn geweest dat de offerte voor aanleg “ná inhuizing” aangeeft.

Wat een vreemd licht zou werpen op de oorspronkelijk kredietaanvraag van de wethouder, die gebaseerd was op een offerte (geen factuur) van aanleg ná inhuizing.

Maar omdat beide termen nergens voorkomen in het betoog van Keesman heb ik het donkerbruine vermoeden, dat ze (net als de meerderheid van de raad) geen flauw benul heeft wat die twee termen inhouden en wat precies het verschil tussen beide is.

Ik heb dat op mijn blog meermalen geprobeerd uit te leggen, maar als Keesman en haar discipelen weigeren daar kennis van te nemen, maar Langbroek/Quasten wel (en daar ook naar handelen), dan is haar kwalificatie dat beiden handelen op basis van ongefundeerde aannames volkomen onterecht. Beiden proberen (met hun motie) juist te voorkomen dat de raad besluiten neemt op basis van ongefundeerde aannames. Door kennis te kunnen nemen van relevante documenten.

Dus mevrouw Keesman blaast wel hoog van de toren, maar haar aannames zijn een stuk onwaarschijnlijker dan die van Langbroek/Quasten.

Hun aanname is dat er schriftelijk bewijs moet zijn waarmee de aannemer zijn besluit rechtvaardigt. En dat hij een factuur zal hebben uitgemaakt na het voltooien van zijn werkzaamheden.

Keesman’s aanname is, dat de aannemer een imbeciel is en dat de bewering van Olierook dat hij de gevraagde documenten niet heeft, tevens het “bewijs” is dat hij ze nooit heeft ontvangen. [Je spreekt de waarheid als je zegt iets niet te hebben, als je het kort daarvoor heb weggegooid.]

En dat is dan weer een gebrek aan voorstellingsvermogen van Keesman.

Keesman’s verder aanname is ook, dat ambtenaren nagelaten hebben om afspraken (die ze namens de gemeente hebben gemaakt), schriftelijk vast te leggen.

Wij dagen de fracties die de woorden van de Wethouder in twijfel trekken uit om tenminste met één enkele concrete, tastbare onderbouwing voor hun suggesties te komen.

Welnu, als mevrouw Keesman de moeite had genomen om mijn blog te lezen dan had ze meerdere concrete onderbouwingen aangetroffen. Weigeren om daar kennis van te nemen is geen “bewijs” dat ze er niet zijn. Het bewijst slechts, dat ze weigert kennis te nemen van opvattingen van anderen die niet in haar straatje passen. 

Het staat Keesman c.s. volledig vrij te “aan te nemen” dat zij volledig geïnformeerd zijn door de wethouder. Het staat mij volledig vrij om daar aan te twijfelen en gelukkig stelt de wet mij in staat om een onderzoek in te stellen naar de feiten.

Keesman c.s. kunnen (door een simpele raadsmeerderheid) verhinderen dat zo’n onderzoek onder auspiciën van de raad plaatsvindt. Gelukkig reikt hun macht nog niet zo ver dat men de naleving van een wet kan verhinderen.

Mocht men dat toch willen proberen, dan kan ik altijd daarover het oordeel van de rechter vragen. Maar voorlopig houd ik het er op dat mijn twijfels (op basis van de argumenten die ik ook nu weer heb aangevoerd) gegrond en gerechtvaardigd zijn.

Meer begrip

barking dogDe raadsvergadering van gisteravond deed me nog het meest denken aan een hondenkennel waarin honden doelloos door elkaar heen blaffen.

Je hebt geen flauw idee waarom ze dat doen, maar ze lijken (met hun geblaf) elkaar aan te steken.

Grootste keffer was ongetwijfeld Stella Quasten die van leer trok tegen de SP en die partij verweet in bed te liggen met de Zuiderzeemuseumdirectie. Daarin had ze een punt.

Verbaasd over de aversie die LQ eerder al ten toon spreidde tijdens de informatie bijeenkomst van het ZZM, heb ik even nagevraagd hoeveel partijen zich bij de museumdirectie hadden gemeld met een verzoek voor additionele informatie.

quaDat bleek (voor de commissievergadering) alleen de SP te zijn geweest, de rest blaft er vrolijk op los op basis van kennis die wordt opgedaan door bestuderen van de meningen die op de sociale media naar voren worden gebracht.

Waarbij het CDA met de originele opvatting kwam dat het ZZM een rijksmuseum was en het rijk dus maar moest zorgen voor een oplossing voor het probleem dat ze aan de orde had gesteld.

Volgens mij zijn er geen rijksmusea meer, maar alleen onafhankelijke stichtingen die geacht worden om (binnen zekere grenzen) hun eigen broek op te houden. Het ZZM heeft er (in dat kader) op gewezen dat ze in de nabije toekomst problemen verwacht aangaande het bootmodel.

Wat mij betreft dient ze daarvoor geprezen te worden en niet te worden verguisd, zoals de meerderheid van de raad (onder aanvoering van Stella Quasten) lijkt te willen doen.

In mijn eerste kanttekening over dit onderwerp “Serieus Overwegen” wees ik op de binnen Enkhuizen bestaande behoefte om meerdere vliegen in één klap te willen slaan. Dat heeft in het verleden tot gecompliceerde bestuursopdrachten geleid, die uiteindelijk uitliepen op jammerlijke mislukkingen.

Zo ook nu weer. Problemen rond de afschaffing van het bootmodel kunnen simpel worden opgelost door het ZZM een stukje grond ter beschikking te geven waarop een parkeerterrein kan worden ingericht. De daarvoor benodigde grond ligt al jarenlang braak. Het heeft ooit gediend als parkeerterrein voor SWL.

Het is,  door de bestaande bebossing, volledig aan het zicht onttrokken. Dat het aanzicht van het recreatieoord hierdoor zou worden aangetast (HEA) is nergens op gebaseerd. Het terrein maakt nu geen deel uit van de recreatieve voorzieningen, dat blijft zo als er straks huisjes op worden gebouwd.

Uiteraard zijn de kosten van inrichting voor het ZZM. Tot op heden heeft die altijd haar eigen parkeervoorzieningen gerealiseerd. Dit in tegenstelling tot SWL die alleen parkeervoorzieningen realiseert voor normale dagen en voor wat betreft “top” dagen er op vertrouwt dat de gemeente dat voor haar zal doen.

Een “beleid” dat door de raad altijd onvoorwaardelijk is gesteund. Als de raad dit beleid zou voortzetten is dus een simpele oplossing voorhanden.

Stel een deel van het nu braakliggende terrein ter beschikking van ZZM, zodat die (in navolging van SWL) daar een parkeerterrein kan inrichten.

Als er een simpele oplossing voorhanden is, waarom komt die er dan niet?

barkingHier speelt het Enkhuizer “twee vliegen in één klap syndroom” een belangrijke rol. In plaats van beide problemen (parkeerruimte voor de binnenstad en parkeerruimte voor het ZZM) afzonderlijk op te lossen, worden ze gecombineerd tot één probleem.

Met als uiteindelijk resultaat dat de raad besluit om geen enkel probleem op te lossen.

Dat was dan ook precies de uitkomst van het anderhalf uur durende geblaf.  Er werd besloten om niets te besluiten.

Wat wil de meerderheid van de raad dan wel?

Alsof het twee vliegen in één klap slaan nog niet moeilijk genoeg is wil de meerderheid een nog veelomvattender aanpak.

Suggesties over hoe die er dan wel niet zou moeten uitzien kwamen er niet. De VVD wilde (net als lijst Quasten) zicht op de hele salami. De PvdA zocht het in een nog abstracter benadering dan nu al het geval is.

Hoe nu verder?

Ik vrees dat voor het ZZM verder praten met de gemeente geen zin meer heeft. Gelukkig moet er nog wel een bestemmingsplan worden gemaakt. Als dat het ZZM te veel beperkt in haar ontwikkeling kan ze altijd nog naar de bestuursrechter stappen.

Mijn inschatting is, dat die waarschijnlijk (met het oog op het tot dusver gevoerde beleid door de gemeente) meer begrip kan opbrengen voor de opvattingen van het ZZM dan de raad van Enkhuizen.